• Samenloop tussen de WFT en Whc

    06 July 2016, 12:54

De voorzieningenrechter Rotterdam heeft zich onlangs uitgelaten over de handhavingsbevoegdheden van de AFM bij samenloop tussen de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc).

Het doel van de Wft en Whc is consumentenbescherming. Met betrekking tot de Wft ziet deze bescherming specifiek op de verkoop van financiële producten aan consumenten. De Whc heeft een wat ruimer bereik en ziet o.a. op oneerlijke handelspraktijken.  De AFM heeft zowel op grond van de Wft als de Whc de bevoegdheid om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter Rotterdam moest oordelen of de AFM terecht gebruik had gemaakt van haar bevoegdheid op grond van de Whc terwijl ook de Wft van toepassing was op de betreffende kwestie.

Wat was er aan de hand?

De activiteiten van bedrijf A bestonden uit het adviseren en bemiddelen met betrekking tot uitvaartverzekeringen van één verzekeraar. Voor deze activiteiten had bedrijf A een vergunning op grond van de Wft.

A verkreeg haar klantgegevens van een (indirect) aan haar gelieerd bedrijf, B. B beheerde gegevens van klanten die in het verleden via B een uitvaartverzekering hebben afgesloten. De klanten die via B een uitvaartverzekering hadden afgesloten kregen een brief van hun verzekeraar met de volgende tekst:

“Uw uitvaartverzekering verloopt per [datum], 5 jaar. U heeft elke 5 jaar het recht om zonder gezondheidsvragen uw verzekerde waarde aan te passen aan het huidige prijspeil. De uitvaartkosten zijn volgens [naam] in de afgelopen 5 jaar met 15,69% gestegen. Daarom kunt u uw verzekerde waarde met dit percentage verhogen. Voor de verhoging betaalt u wel een aanvullende premie die berekend wordt aan de hand van uw huidige leeftijd.

Om u zo goed mogelijk van dienst te zijn, vragen wij [naam], één van onze samenwerkingspartners, om u over de indexatie-mogelijkheid te bellen. Deze kan u informeren en adviseren over uw indexatie. Ook zal [naam] kijken of uw huidige [naam]product voor u nog passend is. Mogelijk kunnen zij u een voor uw situatie beter alternatief aanbieden. U kunt hiervoor de komende weken een telefoontje van [naam] verwachten.

U hoeft verder geen actie te ondernemen. U wordt vanzelf gebeld.”

Vervolgens belde A om een afspraak te maken met de betreffende consument. Tijdens de adviesgesprekken kwam niet naar voren dat A uitsluitend werkte voor een bepaalde verzekeraar en dat slechts die producten werden beoordeeld/aangeprezen terwijl in de brief die de klanten ontvingen de indruk werd gewekt dat er een vergelijking zou worden gemaakt tussen verschillende verzekeraars en hun producten. Tijdens de adviesgesprekken werd door A ook geen melding gemaakt van haar advieskosten wanneer de consument de bestaande verzekering zou aanpassen/oversluiten.

Oordeel AFM

De AFM heeft onderzoek gedaan naar de activiteiten van A en kwam tot de conclusie dat A zich schuldig had gemaakt aan een misleidende handelspraktijk nu voorafgaand aan het adviesgesprek met de consument niet is aangegeven dat slechts bepaalde producten van één verzekeraar werden beoordeeld in het adviesgesprek. Daarnaast meldde A niet vóór het adviesgesprek dat er kosten in rekening werden gebracht wanneer – kort gezegd- het advies werd opgevolgd. Op basis hiervan legde de AFM een boete op van € 100.000. Voorts heeft de AFM aangekondigd dat het boetebesluit openbaar zal worden gemaakt. Met betrekking tot dit oordeel heeft (o.a.) A zich gewend tot de voorzieningenrechter te Rotterdam met het verzoek de beslissing van de AFM te schorsen.

Oordeel voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter overweegt dat eerst beoordeeld moet worden of de AFM op goede gronden tot haar besluit is gekomen. Indien het besluit niet op goede gronden is genomen dan is dat genoeg reden om tot schorsing over te gaan.

De voorzieningenrechter oordeelt dat in de Wft en Whc nagenoeg dezelfde bepalingen zijn opgenomen maar dat de regelingen toch van elkaar verschillen. Zo kan de Whc strenger uitvallen dan de Wft omdat in de Whc bepaalde handelspraktijken onder alle omstandigheden misleidend of agressief zijn. De Wft bevat een dergelijke regeling niet. Verder kent de Wft een aantal vrijstellingsregelingen die de Whc niet kent. Bovendien bevat de Wft regelingen voor een specifieke sector namelijk de financiële sector terwijl de Whc een meer algemene regeling betreft die ook geldt voor ondernemingen die geen onderdeel uitmaken van de financiële sector.  A was in dit geval actief binnen de financiële sector en in dat kader dient de AFM eerst te toetsen aan de specifieke regeling namelijk de Wft alvorens toe te komen aan handhaving op grond van de Whc, aldus de voorzieningenrechter. In dat kader dient het besluit van de AFM dan ook geschorst te worden.

Doel beroep voorzieningenrechter

Indien men als aanbieder/adviseur van een financieel product onder de Wft valt en de AFM heeft een sanctie opgelegd op grond van de Whc dan kan het op basis van deze uitspraak lonen om een beroep te doen op de voorzieningenrechter. De AFM dient namelijk te toetsen of door u een overtreding is begaan op grond van de Wft. Eerst indien op grond van de Wft geen overtreding is begaan dan pas kan de AFM toekomen aan een toetsing op grond van de Whc.

Lawton, 2016. Dit bericht is puur informatief van karakter. Aan de inhoud van dit bericht kunnen geen rechten worden ontleend. De inhoud van dit bericht geldt niet als juridisch advies. Voor het gebruik hiervan is Lawton niet verantwoordelijk.